Skip to main content

22 april 2021 – Op Prinsjesdag 2020 heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in het kader van maatregelen om door te bouwen tijdens de coronacrisis, het opschorten van de markttoets voor niet-DAEB investeringen van woningcorporaties aangekondigd. De maatregel was bedoeld om corporaties meer ruimte te geven om middenhuurwoningen te realiseren; de procedurele voorschriften van de markttoets zouden daarbij belemmerend werken, terwijl er juist behoefte was aan woningen voor huishoudens met een middeninkomen. Vooruitlopend op een wijziging van de Woningwet waarmee de goedkeuringsprocedure in artikel 44c van die wet voor een periode van drie jaar zou worden opgeschort, heeft de minister aan de Autoriteit woningcorporaties (“Aw”) een aanwijzing gegeven om vanaf 1 januari 2021 tot aan de wijziging van de Woningwet de naleving van artikel 44c van de Woningwet niet te handhaven.

In een brief van 21 december 2020 aan de minister heeft de Aw aangegeven de aanwijzing op te zullen volgen en vanaf 1 januari 2021 niet handhavend te zullen optreden tegen niet-nakoming van het bepaalde in artikel 44c van de Woningwet. In diezelfde brief heeft de Aw wel een aantal risico’s gesignaleerd bij het opvolgen van de aanwijzing van de minister. Kort gezegd, heeft de Aw aangegeven dat uit de parlementaire enquête woningcorporaties in 2014 naar voren is gekomen dat het volkshuisvestelijk toezicht onder de maat was, er geen zicht was op volkshuisvestelijke prestaties en integriteitstoezicht afwachtend en reactief was. Juist hierom werd de markttoets in artikel 44c van de Woningwet opgenomen als instrument van toezicht vooraf om zo nieuwe misstanden en staatssteundiscussies te voorkomen. Door nu artikel 44c van de Woningwet geheel buiten werking te stellen, zou het voor corporaties eenvoudiger worden om zich buiten de strikte afbakening van taken te begeven die juist in de Woningwet werd opgenomen naar aanleiding van de uitkomst van de parlementaire enquête woningcorporaties, aldus de Aw. Tot slot, werd in de brief aangekondigd dat begin 2021 door de Aw een toezichtsignaal zou worden afgegeven.

Bij brief van 19 februari jl. heeft de Aw het aangekondigde toezichtsignaal afgegeven. In de brief die op 16 april jl. door de minister naar de Tweede Kamer werd gestuurd, beklaagt dat Aw zich allereerst over het feit dat in de afgelopen vijf jaar de minister viermaal heeft gegrepen naar het instrument van de aanwijzing om beleidswijzigingen door te voeren terwijl een wijziging van wet- en regelgeving een daarvoor meer aangewezen weg is. Door het herhaaldelijk geven van een aanwijzing aan de Aw als onafhankelijk toezichthouder, ontstaat naar het oordeel van de Aw het beeld dat de Aw allerminst onafhankelijk is.

In de brief van 19 februari jl. wordt door de Aw nogmaals gewezen op het opschorten van het gehele artikel 44c van de Woningwet en het risico dat ontstaat “dat corporaties de randen op gaan zoeken” en weer meer activiteiten ondernemen buiten het strikt afgebakende werkgebied van de sociale huur. Volgens de Aw maakt de Woningwet het weliswaar niet mogelijk dat deze activiteiten weer plaatsvinden in de mate van vóór de parlementaire enquête woningcorporaties, “maar de deur is wel weer op een kier gezet”.

Of er daadwerkelijke corporaties zijn die de ontstane ruimte aangrijpen om niet-toegestane activiteiten te ontplooien moet nog maar blijken, maar de Aw miskent dat naast het door haar uitgeoefende ‘externe’ toezicht ook nog sprake is van ‘intern’ toezicht bij corporaties uitgeoefend door raden van commissarissen. De Aw doet commissarissen van corporaties tekort door te veronderstellen dat als een corporatiebestuurder in het buiten werking stellen van artikel 44c van de Woningwet al aanleiding ziet om de randen (weer) op te zoeken en daar zelfs overheen te gaan, commissarissen daarin zonder meer mee zullen gaan.

Heeft u vragen over het toezicht op woningcorporaties? Neem dan contact op met Mark van Langeveld via mvanlangeveld@bilt.nl.