17 juni 2016

Bij de Tweede Kamer is op dit moment de Veegwet wonen in behandeling. Met de Veegwet wonen wordt beoogd een aantal schoonheidsfouten in de Wet op de huurtoeslag, de Woningwet en enkele andere wetten op het gebied van wonen te herstellen.

Wat de Woningwet betreft, heeft een aantal bepalingen in de Veegwet wonen betrekking op bestuur en toezicht van de toegelaten instelling. Zo zal in de Woningwet voortaan worden gesproken over raad van commissarissen als het gaat om het toezichthoudende orgaan binnen de toegelaten instelling. In de corporatiesector werd steevast gesproken over raad van toezicht. Doordat in het Burgerlijk Wetboek een wettelijke basis wordt gelegd voor de raad van commissarissen bij verenigingen en stichtingen, wordt door de Veegwet wonen straks in de Woningwet ook gesproken over raad van commissarissen.

“In de Woningwet wordt verankerd dat bestuurders van toegelaten instellingen slechts natuurlijke personen kunnen zijn.”

Verder wordt in de Woningwet verankerd dat bestuurders van toegelaten instellingen slechts natuurlijke personen kunnen zijn (en geen rechtspersonen). Onder meer de zinsnede in het huidige artikel 25 lid 2 van de Woningwet: ‘bestuurders die natuurlijke persoon zijn.…’ leek de indruk te wekken dat bestuurders van toegelaten instellingen ook een rechtspersoon kunnen zijn.

Verder wordt expliciet in de Woningwet verankerd dat een lid van de raad van commissarissen nooit langer dan acht jaar zitting kan hebben. De huidige tekst van artikel 30 lid 4 van de Woningwet liet ruimte voor een lid van de raad van commissarissen om na een eerste zittingstermijn enige tijd geen zitting te nemen in de raad om vervolgens opnieuw benoemd te worden, waarbij dan geen sprake zou zijn van een herbenoeming. In de Woningwet wordt straks bepaald dat de al dan niet aaneengesloten totale periode waarin een commissaris lid is van de raad van commissarissen van dezelfde toegelaten instelling, ten hoogste acht jaar is.

“In de Woningwet wordt straks bepaald dat een lid van de raad van commissarissen nooit langer dan acht jaar zitting kan hebben.”

Verder wordt de procedure rondom de bindende voordracht van leden van de raad van commissarissen in de Woningwet verduidelijkt door middel van de Veegwet wonen. Zo wordt in de Woningwet tot uitdrukking gebracht dat het recht een bindende voordracht te doen, berust bij de huurdersorganisaties. Indien er geen huurdersorganisatie is, berust het voordrachtsrecht bij de gezamenlijke bewonerscommissies. Wordt door huurdersorganisaties of bewonerscommissies geen voordracht gedaan, dan zorgt de raad van commissarissen er voor dat de huurders een voordracht kunnen doen. Wordt een dergelijke voordracht evenmin gedaan, dan zorgt de raad van commissarissen ervoor dat uit de huurders leden van de raad van commissarissen worden benoemd.

Tot slot, wordt door middel van de Veegwet wonen in de Woningwet duidelijk verankerd dat de bevoegdheid om een lid van de raad van commissarissen te ontslaan een exclusieve bevoegdheid is van de Ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam. De raad van commissarissen zelf of de Minister kan slechts een lid van de raad van commissarissen schorsen.

De Veegwet wonen wordt naar verwachting op 1 januari 2017 ingevoerd.

Mark van Langeveld, mvanlangeveld@bilt.nl