Skip to main content

5 december 2016

Artikel 4.10 van de ROZ-model huurovereenkomst bedrijfsruimte (versie 2015) bepaalt dat de huur vóór of op de eerste dag van de periode waarop deze betrekking heeft, volledig moet zijn voldaan. Heeft de huurder niet binnen deze termijn betaald, dan is hij op grond van de artikel 23.2 van de Algemene Bepalingen een direct opeisbare boete aan verhuurder verschuldigd.

Recentelijk heeft het hof te Leeuwarden geoordeeld over een zaak waarbij verhuurder facturen aan huurder stuurde, waarop was aangegeven: ‘Gelieve het factuurbedrag binnen 30 dagen na factuurdatum te voldoen.’ Deze betalingstermijn wijkt af van de termijn die was opgenomen in de huurovereenkomst. Daarin was bepaald dat huurder telkens vóór of op de eerste dag van de volgende periode de huur had moeten voldoen. De huurder heeft vrijwel altijd binnen de termijn zoals op de factuur stond vermeld, betaald. Echter, hij was daarmee wel te laat met betaling volgens de termijn zoals opgenomen in de huurovereenkomst.

Het hof heeft geoordeeld dat de termijn uit de huurovereenkomst leidend is, aangezien niet is gebleken dat partijen een overeenstemming hadden bereikt over een andere betalingstermijn. De huurder had niet uit de tekst op de facturen mogen afleiden dat een andere betalingstermijn was overeengekomen. Het had op zijn weg gelegen om hierover navraag te doen bij de verhuurder. Verhuurder heeft voor elke te late betaling een boete in rekening gebracht.

“Het hof heeft beslist dat de betalingstermijn uit de huurovereenkomst leidend is. De huurder had niet uit de facturen mogen afleiden dat een andere termijn was overeengekomen.”

Het hof heeft de boete aanzienlijk gematigd omdat de huur uiteindelijk wel is voldaan en verhuurder de boete pas in rekening heeft gebracht nadat de huurovereenkomst is beëindigd. Het hof overweegt dat de boete de functie heeft om aan te sporen tot tijdige betaling. Deze functie komt niet overeen met het pas na geruime tijd aanspraak maken op verbeurde boetebedragen. Bovendien heeft de verhuurder verwarring teweeggebracht over de juiste betalingstermijn, aldus het hof.

Hanna Hoegee, hhoegee@bilt.nl

Hof Arnhem-Leeuwarden 26 april 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:3391.