Geen onderdeel van een categorie

Curator gebonden aan huurovereenkomst bedrijfsruimte

By 31 maart 2019 No Comments

31 maart 2019 – Onlangs heeft de Hoge Raad een arrest gewezen naar aanleiding van de doorstart van de failliete huurder van winkelruimte. In het arrest wordt door de Hoge Raad bevestigd dat de curator in het faillissement van de huurder niet meer rechten heeft dan de huurder zelf op basis van de huurovereenkomst.

In het geval waarover de Hoge Raad onlangs oordeelde werd een huurder van winkelruimte op 20 augustus 2013 failliet verklaard. De winkelruimte werd door de huurder gehuurd vanaf 1 oktober 2010. Op grond van de toepasselijke algemene bepalingen was onderverhuur van de winkelruimte niet toegestaan zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de verhuurder.

Als gevolg van het faillissement had de verhuurder de huurovereenkomst opgezegd op grond van het bepaalde in artikel 39 van de Faillissementswet met inachtneming van een opzegtermijn van 3 maanden. De huurovereenkomst eindigde op 30 november 2013. Naar aanleiding van de huuropzegging had de curator aan de verhuurder aangegeven op zoek te zullen gaan naar mogelijke kandidaten voor een doorstart van de winkel van de failliete huurder. Op zijn beurt had de verhuurder de curator gewezen op het verbod van onderverhuur in de algemene bepalingen en verder aangegeven graag te willen onderzoeken of hij met kandidaat-kopers van de winkel van de failliete huurder een huurovereenkomst zou kunnen aangaan.

De curator heeft vervolgens – met toestemming van de rechter-commissaris – de inventaris en de goodwill van de winkel van de failliete huurder verkocht aan een derde. De curator heeft de verhuurder hierover geïnformeerd en de verwachting uitgesproken dat de verhuurder en de koper wel tot overeenstemming zouden komen over een nieuwe huurovereenkomst. De verhuurder is met de koper in gesprek gegaan en heeft de curator nogmaals gewaarschuwd voor het verbod van onderhuur.

De curator had de koper echter ook al in de gelegenheid gesteld om de winkel te gebruiken. Door de koper werden op de winkel borden met het woord ‘faillissementsverkoop’ aangebracht en vanuit de winkel werden goederen verkocht. Voor dit gebruik betaalde de koper aanvankelijk geen vergoeding aan de curator. Tussen de verhuurder en de koper is vervolgens geen huurovereenkomst tot stand gekomen.

In het arrest wordt bevestigd dat de curator in een faillissement weliswaar een ruimte mate van vrijheid heeft in de wijze waarop hij zijn taak als beheerder en vereffenaar van de boedel uitvoert, maar ook dat hij gebonden is aan regels, in dit geval de rechten van de verhuurder als eigenaar van het gebouw. De rechten van de verhuurder moet de curator respecteren en nakomen.

De curator is weliswaar bevoegd om maatregelen te treffen om uitvoering te geven aan de verplichting om de winkelruimte te ontruimen, maar hij is – net als de failliete huurder – niet bevoegd om zonder instemming van de verhuurder/eigenaar de winkelruimte tijdens de opzeggingsperiode aan een derde in gebruik te geven, ook niet wanneer dat door de curator wordt gedaan met het oog op een mogelijke doorstart van de winkel van de failliete huurder.

 

Heeft u nog vragen over het faillissement van een huurder? Neem dan contact op met Mark van Langeveld op mvanlangeveld@bilt.nl.