Skip to main content

26 januari 2017

Wordt in strijd met de Opiumwet hennep in het gehuurde gekweekt, dan loopt niet alleen de huurder, maar ook de verhuurder aanzienlijke risico’s. De belangrijkste bestuursrechtelijke risico’s voor de verhuurder zijn tijdelijke sluiting van het gehuurde en verhaal van kosten van bestuursdwang.

Sluiting van een pand door de burgemeester op grond van artikel 13b Opiumwet vanwege het verhandelen of de aanwezigheid van verdovende middelen, is geen pretje. De verhuurder verliest niet alleen zijn huurder en daarmee zijn inkomsten, maar de sluiting staat vaak aan (nieuwe) verhuur in de weg. Een verzoek tot opheffing nadat de overeenkomst (buitengerechtelijk op de voet van art. 7:231 BW) is ontbonden en het gehuurde is ontruimd zodat geen gevaar op herhaling bestaat, slaagt lang niet altijd. Reden daarvoor is dat artikel 13b Opiumwet tot doel heeft de volksgezondheid te beschermen, de openbare orde te handhaven en de nadelige effecten van handel in het gebruik van drugs in het openbare leven tegen te gaan. Deze doelen gaan vóór de belangen van verhuurder.

De kosten van bestuursdwang zijn de kosten die te maken hebben met het ontmantelen van een plantage. Om die kosten op de verhuurder te kunnen verhalen is vereist dat de verhuurder kan worden aangemerkt als overtreder. Dat wordt in de jurisprudentie snel aangenomen. De enkele omstandigheid dat een verhuurder geen of nauwelijks controle uitoefent – daaronder begrepen zowel van de persoon van de huurder en/of diens bedrijf en controle van het gehuurde indien daartoe aanleiding bestaat (bijvoorbeeld signalen uit de omgeving) – is daarvoor al voldoende. Uitgangspunt bij bestuursdwang is dat de overtreder eerst zelf in de gelegenheid wordt gesteld om een einde aan de overtreding te maken. Verhuurder kan dus zelf de benodigde maatregelen treffen. Dat kan niet als spoedeisende bestuursdwang wordt toegepast, hetgeen in de praktijk vaak voorkomt.

Hoewel de kans groot is dat de huurder met de noorderzon vertrekt en/of geen verhaal meer biedt, doet de verhuurder er verstandig aan in de huurovereenkomst met betrekking tot ‘risicovolle objecten’ zoals bedrijfsloodsen, op te nemen dat de bedrijfsmatige huurder een boete verbeurt als hij in strijd met de Opiumwet handelt, dat alle kosten van sluiting, waaronder die van bestuursdwang maar ook de gederfde huur voor rekening van huurder komen en dat de huurder de verhuurder vrijwaart voor de gevolgen van bestuursrechtelijk kostenverhaal.

Paula van den Berg, pvandenberg@bilt.nl